Zalig die Treuren

Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden.” (Matteüs 5:4).

Dit lijkt op een contradictie. Hoe kunnen we gelukkig of zalig zijn als we treuren? Opnieuw dienen we de wereldse manier om naar de dingen te kijken opzij te zetten en de dingen vanuit Gods perspectief te bekijken.

De moderne gemeente legt de nadruk op viering, blijdschap, geluk en een plezante tijd met God. Maar de Bijbel leert ons zoiets niet. Zij die treuren zijn gezegend, niet zij die gelukkig zijn. 

De droefheid waarover Jezus sprak gedurende de Bergrede gaat niet om het treuren over het verlies van een geliefde, of het verlies van een dure bezitting – het is een geestelijke droefheid over geestelijke zaken. Nog is dit een oproep om knorrig te zijn, ellendig of pessimistisch. Dit soort van droefheid is heel diep en waarachtig, maar het is totaal anders dan de wereldse droefheid, wat de dood voortbrengt – goddelijke droefheid leidt tot leven. (2Kor. 7:10).

Een aantal kunstenaars hebben geprobeerd om beelden van de “lachende Jezus” te scheppen, en de Crystal Cathedral pocht met enkele van deze afbeeldingen. Maar de Bijbel schildert zo’n Jezus niet af. Hij wordt eerder voorgesteld als “een man van smarten en vertrouwd met ziekte” (Jes. 53:3). De evangelieschrijvers halen enkele momenten aan waarop Jezus weent, maar vermelden niet een keer dat Jezus lacht. Ik ben er zeker van dat Hij gevoel voor humor had en af en toe lachte, maar met het vooruitzicht van het dragen van het gewicht van de zonden van de wereld en van het kruis, en een natie die Zijn boodschap verwierp en verkeerd verstond, was er niet veel om mee te lachen maar veel om over te treuren.  
Wanneer we de verslagen lezen over Paulus’ leven en ook zijn brieven, vinden we eveneens geen gelukkig iemand, maar een man die wordt terneergedrukt door zijn verantwoordelijkheden en tekortkomingen (Rom.7:18). Paulus onderwijst geen zorgeloze vorm van Christendom, maar roept eerder iedereen op sober van geest te zijn (1Tes. 5:6,8; 1Tim.3:2,11; Titus 2:6 etc.).
Treurnis vloeit voort uit de vorige zaligspreking – Zalig zijn de armen van geest. Als we onze geestelijke nood en armoede beseffen, zullen we veel reden vinden om te treuren. Alleen zij die zichzelf niet eerlijk hebben onderzocht in het licht van Gods Woord en Zijn heilige verordeningen, vinden redenen om niet te treuren. Het is gemakkelijk om zich goed te voelen, totdat we onszelf zien op de manier waarop God ons ziet of totdat we Hem echt zien. Eens dat die waarheid ons duidelijk wordt kunnen we enkel maar antwoorden met Jesaja: “Wee mij, ik ga ten onder, want ik ben een man, onrein van lippen, en woon te midden van een volk, dat onrein van lippen is.” (Jes. 6:5).

Niemand die niet meer ziet hoe zijn daden en woorden anderen kwetsen, of niet denkt aan hoezeer zijn ongehoorzaamheid en zonde het hart van God pijnigt, kan gelukkig zijn met zichzelf. Alleen zij die hun veelvuldige en voortdurende falingen negeren, of een verkeerde opvatting hebben van Gods genade, kunnen gelukkig door het leven gaan.

Treuren doe je ook wanneer je begrijpt hoe mensen voortdurend Gods genade misbruiken. Jezus weende (en doet dat nu nog) over Israël, dat Gods avances verwierp en Zijn profeten doodden. Ik geloof dat Hij nog steeds over de situatie van de gemeenten weent en over de heidense toestand van gelovigen en hun leiders. Zijn hart is verbroken door voortdurende geschillen, gekibbel en argumentatie tussen “Christenen” en vooral door de blinde leiders die Zijn volk doen dwalen. Ik denk niet dat Hij veel heeft om Zich over te verheugen als Hij de hedendaagse situatie van de gemeente bekijkt. Zouden we niet samen met Hem treuren over een gemeente die zich liever wentelt in de modder dan met Hem in het wit gekleed te gaan, en liever terugkeert naar haar braaksel dan te feesten op het hemelse brood!  

Ja we verheugen ons over die ene zondaar die tot bekering komt, maar we wenen, rouwen en treuren over een wereld die daadwerkelijk en gewillig kiest om naar de hel te lopen! Als het kijken naar het nieuws en het lezen van de krant jou niet aanzet om tot de Here te roepen “hoe lang nog Here?” dan ben je lager gezonken dan Lot die tenminste gekweld werd door de zonden van Sodom en Gomorra!

Ziende de ongerechtigheid van mensen, rechters en gemeenten veroorzaakt diepe pijn in ons. Ziende het dagelijks misbruik van macht, vooral door de zogenaamde leiders in de gemeenten, die hun positie misbruiken om de zwakken en de onbevoorrechten te misbruiken, zouden we moeten huilen voor de Here opdat gerechtigheid mag geschieden.  Dagelijks worden we geconfronteerd met gemeenteleiders die hun positie gebruiken om hun ego te voeden, hun zakken en hun lust naar seks, geld en macht. Denk je echt dat Jezus hiermee tevreden is? Ik denk van niet en we zouden het ook niet mogen denken, we zouden eerder moeten treuren.

Hoe kunnen we dan gezegend zijn als we binnenin en van buitenuit worden aangevallen met zo veel droefgeestigheid en duisternis? De tekst zegt “want zij zullen vertroost worden”. We zullen vertroost worden wanneer we eindelijk ten volle veranderd worden naar Zijn beeld! Wanneer de zonde in ons leven eindelijk is verdwenen en Zijn overwinnend karakter in ons naar boven komt, zal smart veranderen in vreugde en rouw in blijdschap.
  
We zullen getroost worden als eindelijk “Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan Zijn Gezalfde” (Open. 11:15) en als “Jezus zal daar heersen waar de zon dagdagelijks schijnt”.

We zullen getroost worden wanneer Hij eindelijk “zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel, of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet.” (Efe. 5:27). Ja, op die glorierijke dag zal er blijdschap, feest en eeuwig geluk zijn wanneer we voor immer worden getroost in de armen van onze Redder.

“En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, nog moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.” (Open. 21:3,4).